De officiële
geschiedenis van de Belgische Herder begon in 1890, toen professor Ruel in Cureghem
bij Brussel een aantal honden van het Belgische platteland bij elkaar wist te
krijgen. Het ras bestond voor vele boeren en herders al in de voor hen optimale
vorm, als waker over hofstede en kudde.
Door één en ander te hergroeperen, zijn
volgende vier varianten ontstaan : de Mechelse Herder, de Tervuerense Herder, de
Laekense Herder en de Groenendaeler.
Deze variëteiten worden apart gefokt. Ze
verschillen onderling qua uiterlijk; ook het karakter en de werkeigenschappen
verschillen iets. Oorspronkelijk een herdershond, nu een gebruiks- (waken, verdedigen, speuren, enz.) en veelzijdig diensthond, evenals gezinshond.
|
 |
De rasstandaard geeft je
meer informatie over het voorkomen en het
karakter.
